Ik geef op 30 juni in Groningen een schrijftraining aan medewerkers van het Leger des Heils. Pro deo. Dat roept herinneringen op aan de middag die ik bij majoor Bosshardt doorbracht in haar Amsterdamse woning. Kopjes thee en een mooi gesprek. Dat is de aanleiding om het interview uit 2003 als drieluikje blogsgewijs te presenteren. Sarah Wong ving de ziel van deze sterke dame in beeld. Het interview verscheen in Vizier van de ANBO.
[Interview uit 2003] Ze is 90 jaar. Glashelder en onvermoeibaar. De majoor – eigenlijk ‘luitenant – kolonel’ maar ‘zo noem je een dame niet’ – heeft een volle agenda: lezingen, interviews, fotosessies. Portret van Alida M. Bosshardt. Een geroepene.
‘Ik was een lastig kind op school. Ik spijbelde regelmatig en was een beetje brutaal. Op maandag werd ons gevraagd wat we op zondag hadden gedaan. Als ik dan vertelde dat ik met mijn vader naar de kerk was geweest – de katholieke – dan moest ik nablijven. Dus zei ik op een gegeven moment “het gaat jullie niets aan wat ik op zondag doe.” Dat namen ze me, op die christelijke school, natuurlijk kwalijk. Je moet je voorstellen, het was 1925. Toen lagen die dingen anders dan nu. Ik ging op m’n veertiende jaar in een manufacturenzaak werken voor een rijksdaalder in de week. Daarvan ging twee gulden veertig in de huishoudportemonnee, een dubbeltje mocht ik houden. Niet om uit te geven, maar om te sparen. Tot mijn achttiende heb ik handdoeken, theedoeken en schorten ingepakt. Wat betreft godsdienst lieten mijn ouders ons vrij. Mijn moeder was hervormd, mijn vader – journalist en organist – was katholiek. Ik heb daar nooit zo bij stilgestaan, maar dat was in die jaren nogal ongebruikelijk. We hoefden op zondag niet mee, maar gingen regelmatig met mijn moeder én mijn vader naar de dienst. De religie begon echt voor me te leven, toen ik een openluchtbijeenkomst van het Leger des Heils had bijgewoond aan het Sint Jans-kerkhof in Utrecht. Daar hoorde ik in eenvoudige bewoordingen waar het om draaide: God is liefde. Liefde voor je naaste. En die liefde bracht het Leger in de praktijk. Dat sprak me aan. Veel meer dan het idee van een klooster, het vooruitzicht om de hele dag alleen maar biddend door te brengen kwam me niet aantrekkelijk voor. Ik wilde aan de slag. Dat kon ik een kinderopvanghuis waar ik intern was. Ook voor een rijksdaalder in de week maar: mét kosten en inwoning. Dus ik ging er ook nog op vooruit!’
Op tafel in haar gezellige Amsterdamse woning liggen historische foto’s van Utrecht. Toegestuurd door een Utrechtse meneer. ‘Kijk, de Nagtegaalstraat, daar ben ik op 8 juni 1913 geboren op nummer 44. Ik zal hem een briefje sturen. En een boek. Ach, wilt u dat even voor mij van de bovenste plank pakken?’ De telefoon gaat voortdurend tijdens het gesprek. De majoor wordt gevraagd voor lezingen, voor interviews, voor diensten. Ze reist naar Tholen, Alphen a/d Rijn, Zeewolde en een kerkdienst in Drachten. ‘Het leek de dominee een mooi idee als ik na afloop iedereen een hand gaf, samen met hem. Maar er waren wel duizend mensen aanwezig! Ik had geen hand meer over.’ Ook op de 50-plus-beurs, onlangs gehouden in Utrecht, was de majoor present. Ze gaf een lezing over haar werk, werd geïnterviewd door Catherine Keyl en nam deel aan een paneldiscussie over geloven. ‘Dan ben ik wel moe hoor. Nog even de beurs over leek me geen goed idee. Die drukte, al die mensen die ik ken en die mij ooit ontmoet hebben. Dan vind ik het heerlijk om weer naar huis te gaan.’